
Jurisprudentie
BG6075
Datum uitspraak2008-11-06
Datum gepubliceerd2008-12-05
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers572735 VV Expl. 08-10120
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2008-12-05
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers572735 VV Expl. 08-10120
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
BW art. 7:677, 678. Kort geding. Arbeidsovereenkomst; dringende reden voor onverwijlde opzegging, ontslag op staande voet; vernietigbaarheid; loonvordering.
De werknemer die een geldbedrag uit de kas van de werkgever ten eigen bate aanwendt, verliest in het algemeen gesproken terecht diens vertrouwen, wat een dringende reden oplevert. Vereiste zorgvuldigheid en redelijkheid aan de zijde van de werkgever. Onder de omstandigheden van het geval is vooralsnog onzeker dat het ontslag in een bodemprocedure in stand zal blijven. Vordering
Uitspraak
Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 572735 VV EXPL 08-10120 282fh
uitspraak van 6 november 2008
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te Nijmegen
eisende partij
gemachtigde mr. M.T.A. Lamers (FNV Bondgenoten)
tegen
de naamloze vennootschap Novio N.V.
gevestigd te Nijmegen
gedaagde partij
gemachtigde mr. S. Kropman
Partijen worden hierna [eisende partij] en Novio genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het exploot van dagvaarding in kort geding van 8 oktober 2008 met producties;
- de brief van mr. Kropman voornoemd aan de griffier van 10 oktober 2008 met producties;
- pleitaantekeningen van mr. Lamers voornoemd;
- pleitaantekeningen van mr. Kropman voornoemd;
- de aantekeningen van de griffier van het verhandelde ter zitting van 15 oktober 2008;
- de faxberichten van mr. Kropman voornoemd aan de griffier van 21 oktober 2008 en 30 oktober 2008.
1. De feiten
1.1. [eisende partij], geboren op [dag en maand] 1954, is op 8 mei 1987 bij de Centrale Vervoersdienst van de Gemeente Nijmegen, de rechtsvoorganger van Novio, in dienst getreden in de functie van buschauffeur. Sinds 2003 is zij werkzaam in de functie van medewerkster klantenservice, laatstelijk tegen een loon van € 1.784,97 exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
1.2. [eisende partij] ontvangt een uitkering van € 803,04 per maand wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
1.3. Een brief van [eisende partij] aan Novio van 29 november 2006 bevat, voor zover hier van belang, de volgende passages:
“Met tegenzin uit ik mijn klachten aangaande mijn werkomgeving over mijn direct leidinggevende heen naar u toe. In dit geval meen ik echter, voor het eerst in de 20 jaar die voor NOVIO werk, niet anders te kunnen.
Vele werkincidenten hebben zich in het recente verleden voltrokken, waarbij ik vind dat mijn direct leidinggevende niet adequaat gehandeld heeft. Deze incidenten hebben ouder andere betrekking op collegiale verhoudingen, waarbij ik vind dat mijn leidinggevende partijdig acteert.
Zo vind ik dat hij in het openbaar dingen over mij zegt waarvan ik vind dat die behoren tot de persoonlijke werksfeer tussen hem en mij. Een voorbeeld hiervan zijn zijn grappen over mijn taalgebruik. Als hiertegen bezwaar is, kan dit worden gezegd, maar ik vind dan wel dat dit achter gesloten deuren dient te gebeuren en niet in het openbaar, veelal in het bijzijn van mensen die hier niets mee van doen hebben.
Een ander bezwaar dat ik hierbij uit betreft het tellen van kasgeld. Dit is voor mij des te hinderlijker, omdat ik geacht wordt eventuele kastekorten uit eigen middelen aan NOV1O te retourneren. Er zijn gevallen bij waarvan ik sterk betwijfel of deze kastekorten aan mij te wijten zijn. Toch zijn deze tekorten wel degelijk op mij verhaald. Des te verbazingwekkender is het voor mij dat collega's van mij naar hun eigen zeggen geen kastekorten uit eigen middelen hoeven aan te vullen. Als dit inderdaad waar is kleeft aan deze handelswijze naar mijn stellige overtuiging een zweem van partijdigheid.
Tenslotte word ik geacht 28 uren per week te werken. Hier kom ik structureel niet aan toe omdat ik blijkens het werkrooster niet voor 28 uur per week wordt ingezet. Gevolg hiervan is dat ik geconfronteerd word met een structureel urentekort. Dit heeft weer als gevolg dat ik zeer moeilijk verlof op kan nemen (hier is volgens mijn leidinggevende `toestemming voor nodig van mijn collega's') en te hooi en te gras op stel en sprong moet inspringen wanneer collega's zich om welke reden dan ook afmelden voor hun werk. Mijn voorstel is dat mijn leidinggevende mij conform mijn aanstellingsvoorwaarden gewoon 28 uur per week inzet, zodat het urentekort met alle gevolgen voor mij van dien opgelost wordt.”
1.4. Op 6 november 2006 heeft [eisende partij] aan “[voornaam], Klantenservice loket 1 Balie ([mailadres]) een e-mailbericht van de volgende inhoud gezonden:
“Naar aanleiding van ons telefonisch gesprek gisterochtend 06/11, schrijf ik jou deze brief. Het zit mij nl. niet lekker, wat, eigenlijk ontzettend hoog omtrent het wisselgeld.
Het is nl. al verschillende keren gebeurd dat bij mijn aanvang dienst, het wisselgeld niet klopte, zoals afgelopen vrijdag 03/11.
Íkzélf moet er dan achteraan, bellen, vragen en wordt dan ook niet altijd even vriendelijk behandeld.
Volgens [naam collega A] klopte (zoals altijd) het wisselgeld allemaal, omdat [naam collega B] het s'morgens had gebracht en alles 2x geteld zou zijn in het bijzijn van 2de collega [naam collega C].
Zij staan dus nú sterk omdat hun met zijn drieën waren, maar waar blijf ik dan in mijn uppie?
Gezien de verhalen en de opmerkingen "[voornaam eisende partij] zit wel krap bij kas", zie ik het als een beschuldiging, dus ben ik een "dief"!
Het systeem over het wisselgeld zoals het nu gaat, werkt niet goed. We kunnen elkaar dus schijnbaar niet vertrouwen. Dat is toch wel betreurenswaardig, als je nagaat dat we maar met 'n klein groepje samenwerken. Ik wil mijn baan waar ik trots op ben en waar ik best veel moeite voor heb moeten doen, niét laten verknallen door het "probleem" wisselgeld.
Ik heb een voorstel, om voortaan het wisselgeld door één persoon te laten beheren. Iedereen kan dan bij deze persoon in eigen gelegenheid geld wisselen (zoals uit mijn ervaring in mijn chauffeurstijd), zodat deze vervelende situaties niet meer voor hoeven te komen. Dit is nl. al verschillende keren gebeurd bij mij.
Als jij hier niets in ziet, ben ik genoodzaakt om voortaan zelf voor mijn wisselgeld te zorgen en afstand te nemen
van het wisselgeldkistje. Helaas zie ik géén andere oplossing, dit alleen om mijzelf te beschermen! Ik doe mij werk met plezier, heb ik altijd gedaan en wil ik ook áltijd blijven doen, zonder spanningen.
Het wisselgeld tellen bij aflossing van dienst (in het bijzijn van 2de collega) kan alleen maar na de V1 en de T2. Maar na de L3 is er géén controle en kan de persoon in kwestie de volgende dag een probleem hebben, als 't wéér niet schijnt te kloppen, zoals bij mij ook weleens is gebeurd.
Ik heb altijd mijn mond dicht gehouden voor de goede vrede, maar nu ben ik gekwetst en dat vind ik niet prettig. Ik hoop dat ik daarom ook zo snel mogelijk een terugkoppeling krijg van jou.”
1.5. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) heeft [eisende partij] bij brief van 3 juni 2008 meegedeeld dat nog geen inkomensgegevens zijn ontvangen voor de vaststelling van de hoogte van haar herplaatsingstoelage en/of invaliditeitspensioen. Bij de brief is een formulier gevoegd waarmee die gegevens kunnen worden ingediend. Het UWV verzoekt [eisende partij] om de benodigde gegevens door haar werkgever te laten invullen. Aan de hand daarvan, zo vervolgt de brief, zal het UWV haar herplaatsingstoelage en/of invaliditeitspensioen opnieuw vaststellen en haar in juli per brief verder informeren.
1.6. Het UWV meldt bij brief van 17 juni 2008 aan [eisende partij] dat nog steeds geen gegevens zijn ontvangen en herhaalt zijn verzoek om opgaaf van haar inkomen per 1 januari 2008.
1.7. Op 15 augustus 2008 heeft Novio de arbeidsovereenkomst met [eisende partij] onverwijld opgezegd om een dringende reden. De opzegging is met mededeling van de dringende reden bevestigd bij aangetekende brief van 18 augustus 2008.
1.8. [eisende partij] heeft bij brief aan Novio van 16 augustus 2008 de nietigheid van de opzegging ingeroepen en meegedeeld dat zij beschikbaar is om op eerste verzoek van Novio haar werkzaamheden te verrichten, en dat zij aanspraak maakt op doorbetaling van loon.
2. De vordering en het verweer
2.1. [eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Novio zal veroordelen tot betaling aan haar van:
A. een bedrag van € 419,14 bruto ter zake van achterstallig loon over de maand augustus 2008 exclusief 8% vt ;
B. een bedrag van € 1.784,98 bruto ter zake van achterstallig loon over de maand september 2008 exclusief vt;
C. Het reguliere salaris ad. € 1.784,98 per maand vanaf 1 oktober 2008, te voldoen op de daartoe gebruikelijke wijze en tijdstippen, te vermeerderen met 8% vt op het moment dat deze opeisbaar is;
D. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% over de onder A en B genoemde posten;
E. de wettelijke verhoging ex. artikel 7:625 BW oplopend tot 50% over de gevorderde bedragen onder punt C vanaf het moment dat deze opeisbaar zijn;
F. de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
de kosten van het geding, het salaris van de gemachtigde van eiseres en het griffierecht daaronder begrepen.
2.2. [eisende partij] grondt haar vordering, tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten, op de stelling, kort gezegd, dat de haar verweten gedragingen geen dringende reden voor onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst opleveren, alsook dat de gevolgen van de opzegging voor haar te ernstig zijn in verhouding tot het daarmee gediende belang van Novio. Zij is bereid op eerste uitnodiging van Novio haar werkzaamheden te hervatten. Zij heeft de nietigheid van de opzegging ingeroepen, zodat de arbeidsovereenkomst niet geëindigd is en Novio gehouden is tot doorbetaling van loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging over het niet tijdig betaalde loon.
2.3. Novio heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd. De kantonrechter zal hierna, voor zover nodig, op het verweer ingaan.
3. De beoordeling
3.1. Het verweer van Novio omvat, kort gezegd, het volgende. [eisende partij] is iemand met een wispelturig en labiel karakter, wat zich op bepaalde momenten kan uiten in driftbuien. Zij heeft stelselmatig financiële problemen, waarbij Novio haar al enkele malen de helpende hand heeft toegestoken in de vorm van voorschotbetalingen; ter voldoening van een vordering van N.V. AMEV Financieringen te Utrecht (verder: AMEV) op [eisende partij] ten bedrage van € 27.000,- heeft laatstgenoemde haar loonvordering op Novio tot een bedrag van € 900,- per maand aan AMEV gecedeerd. Verder zijn er de afgelopen jaren onverklaarbare tekortkomingen in haar financiële administratie geconstateerd; ook houdt zij zich niet aan de voorgeschreven administratieve procedures.
3.2. Novio heeft op 14 augustus 2008 aan het einde van de dienst van [eisende partij] haar dagopbrengst en dagstaat gecontroleerd. Er is een tekort vastgesteld van € 1.127,65, wat door [eisende partij] voor akkoord is getekend. Daags daarop is zij voor de aanvang van haar dienst geschorst en na een gesprek met de directeur op staande voet ontslagen. De opzegging is gegrond op:
• het zonder toestemming van Novio meenemen van (een deel van) de dagopbrengst;
• het zonder toestemming van Novio aanwenden van (een deel van) de dagopbrengst voor privédoeleinden;
• het proberen te verdoezelen van het zonder toestemming meenemen van (een deel van) de dagopbrengst door in de periode daarna te 'slepen' met dagopbrengsten;
• het onherstelbaar beschadigen van vertrouwen in een werknemer op een financieel gevoelige positie bij Novio;
• het in plaats van het inroepen van hulp van Novio bij de financiële privéproblemen (zoals in het verleden meermaals is gebeurd) kiezen voor het zonder toestemming meenemen van aan Novio toebehorende gelden.
3.3. Een vordering tot loondoorbetaling op de grond dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd zal in kort geding in het algemeen slechts kunnen worden toegewezen, indien met een redelijke mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat de rechter in een bodemprocedure tot dat oordeel zal komen. Aan de orde is dan ook de vraag of de aan [eisende partij] verweten gedragingen met een redelijke mate van waarschijnlijkheid in een bodemprocedure zullen worden aangemerkt als dringende reden voor onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst.
3.4. Voorop moet staan dat de werknemer die een geldbedrag uit de kas van de werkgever ten eigen bate aanwendt, in het algemeen gesproken terecht diens vertrouwen verliest, wat een dringende reden voor onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst (“ontslag op staande voet”) oplevert.
3.5. Volgens vaste rechtspraak moet een werkgever bij een besluit tot een dergelijke maatregel, die in het algemeen diep ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer van de werknemer, de gevolgen van die maatregel voor de werknemer meewegen. In rechte zal bovendien kunnen worden getoetst of de werkgever bij het nemen van het besluit normen van zorgvuldigheid en redelijkheid in acht heeft genomen.
3.6. Dat [eisende partij] een geldbedrag uit de kas van Novio ten eigen bate heeft aangewend, staat genoegzaam vast. Zij heeft op 14 augustus 2008 een bedrag van € 800,-, dat zij van een vriendin geleend had en dat door deze onverwachts werd opgeëist, uit de kas gehaald en meegegeven. De overige omstandigheden van het geval weggedacht is het ontslag dan ook gerechtvaardigd.
3.7. Bij de beoordeling van de opzegging in het gegeven geval is echter het navolgende van belang. Ter zitting heeft Novio desgevraagd niet kunnen toelichten of, en zo ja, in hoeverre bij de overgang van [eisende partij] van een chauffeursfunctie naar een baliefunctie, die verband hield met haar gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, haar geschiktheid voor die functie is onderzocht. Novio heeft ook niet aangevoerd dat zij in de gelegenheid is gesteld om- of bijscholingscursussen te volgen.
3.8. In het licht van het uitvoerig gemotiveerde verweer dat [eisende partij] structureel in financiële problemen verkeerde is onbegrijpelijk waarom Novio haar heeft herplaatst op een - naar eigen zeggen van Novio - “financieel gevoelige positie”. Het verweer van Novio dat [eisende partij] de voorgeschreven administratieve procedures niet volgde, faalt in het licht van de gemotiveerde en gedocumenteerde stellingen van [eisende partij] dat haar beperkte mondelinge uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands een belemmering vormde voor haar functioneren, in het bijzonder in het onderhouden van contacten met collega’s en medewerkers van de financiële administratie, en dat zij moeite had met het zich eigen maken van de administratieve procedures. Dit laatste blijkt genoegzaam uit door haar overgelegde e mailberichten van december 2006, september 2007, maart 2008 en juni 2008 over kasverschillen (zowel overschotten als tekorten). Zij heeft dit herhaaldelijk onder de aandacht van Novio gebracht en daarbij om de nodige ondersteuning en begeleiding verzocht (zie hiervoor 1.3 en 1.4).
3.6. Uit niets blijkt op welke manier Novio op deze verzoeken gereageerd heeft. Novio voert aan dat zij op 14 april 2008 een e-mailbericht aan de Klantenservice Balie heeft laten uitgaan, waarin vriendelijk doch dringend wordt verzocht om na elke dienst af te storten en dat gezien de grote bedragen die hiermee (kennelijk is bedoeld: met de verkoop van strippenkaarten en abonnementen) gemoeid zijn, geen genoegen wordt genomen met afstortingen die later worden gedaan zonder dat hierover telefonisch contact is opgenomen met [eisende partij]’s directe leidinggevende, [naam collega D] (verder te noemen: [collega D]). Novio betoogt dat, hoewel dit bericht gericht is aan alle medewerkers klantenservice, het eigenlijk alleen bedoeld was voor [eisende partij] omdat zij als enige medewerker klantenservice niet zorg droeg voor dagelijkse afstorting.
3.7. Ook dit verweer kan niet slagen. Indien de eerder bij [eisende partij] geconstateerde kasverschillen als ernstig kunnen worden aangemerkt, is het enkele, aan alle medewerkers klantenservice gerichte e-mailbericht van 14 april 2008 in redelijkheid niet te beschouwen als een serieuze poging om verbetering in de toestand te brengen. Van een goed werkgever mag in een dergelijke situatie worden verwacht dat hij de werknemer oproept voor een persoonlijk gesprek, onderzoek doet naar de oorzaken van de moeilijkheden en voorstellen doet om tot verbetering van het functioneren van de werknemer te geraken, alvorens tot verdergaande maatregelen over te gaan. Het betoog van Novio dat uit een e-mailbericht van [collega D] op 16 april 2008 blijkt dat deze telefonisch contact met [eisende partij] heeft gehad over het niet afstorten van dagopbrengsten van zes dagen, maakt dit niet anders, omdat niet uit het bericht valt af te leiden aan wie die mededeling is gedaan.
3.8. [collega D] bekleedt zijn tegenwoordige functie bij Novio sinds maart 2008. [eisende partij] heeft gesteld dat de wisseling van leidinggevende niet bijdroeg aan verbetering van haar werksituatie. Ter zitting, waar [collega D] optrad als vertegenwoordiger van Novio, is de kantonrechter gebleken dat [collega D] zich niet heeft verdiept in de voorgeschiedenis van [eisende partij]: op verschillende vragen om een nadere toelichting daarop is hij het antwoord schuldig gebleven. Gegeven de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden heeft Novio onvoldoende toezicht gehouden en is zij klaarblijkelijk tekortgeschoten in het inwerken van [eisende partij] in haar functie van baliemedewerkster. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat het gedurende enige tijd voortbestaan van de problematische situatie in zoverre voor risico van Novio komt.
3.9. Als gezegd moet het wegnemen van een bedrag uit de kas door [eisende partij] op 14 augustus 2008 niet licht worden opgenomen, maar zij heeft onweersproken gesteld dat zij de volgende dag voor de aanvang van haar dienst geld van haar bankrekening heeft opgenomen om het tekort aan te zuiveren.
3.10. Het verweer van Novio dat [eisende partij] een wispelturig en labiel karakter zou hebben, is slechts op de beschrijving van één enkele gebeurtenis gegrond en is verder niet met feiten of bescheiden gestaafd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij zal gaan.
3.11. Ten slotte is niet betwist dat de kansen van [eisende partij] op de arbeidsmarkt zich niet onverdeeld gunstig laten aanzien, gelet op haar leeftijd en beperkte taalvaardigheid.
3.12. Geplaatst in het licht van een en ander is vooralsnog onzeker dat het ontslag in een bodemprocedure in stand zal blijven. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is het ontslag een te zware maatregel in het licht van de overige feiten en omstandigheden en is Novio onvoldoende zorgvuldig te werk gegaan bij het nemen van de beslissing tot het ontslag. De hiervoor onder 3.3 geformuleerde vraag wordt ontkennend beantwoord en de vordering in kort geding komt voor toewijzing in aanmerking. In zoverre komt het feit dat het loon niet tijdig is betaald voor risico van Novio, zodat zij ook het bepaalde in artikel 7:625 BW tegen zich moet laten gelden. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.4 is overwogen, zal de kantonrechter de verhoging matigen tot tien procent.
3.13. Novio zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten worden begroot op € 85,44 inclusief BTW voor de betekening van het exploot van dagvaarding, € 201,- voor vastrecht en twee punten à € 200,- volgens het liquidatietarief voor salaris gemachtigde, totaal € 686,44.
BESLISSING
De kantonrechter, recht doende in kort geding
- veroordeelt Novio om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen:
A. een bedrag van € 419,14 bruto ter zake van achterstallig loon over de maand augustus 2008 exclusief 8% vakantietoeslag ;
B. een bedrag van € 1.784,98 bruto ter zake van achterstallig loon over de maand september 2008 exclusief vakantietoeslag;
C. het reguliere salaris ad. € 1.784,98 per maand vanaf 1 oktober 2008, te voldoen op de daartoe gebruikelijke wijze en tijdstippen, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag op het moment dat deze opeisbaar is;
D. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de onder A en B genoemde posten, echter beperkt tot 10% daarvan;
E. de wettelijke verhoging ex. artikel 7:625 BW oplopend tot 10% over de gevorderde bedragen onder punt C, voor zover deze niet tijdig zijn of worden betaald, vanaf het moment dat deze opeisbaar zijn;
F. de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
- veroordeelt Novio in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eisende partij] begroot op € 686,44;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.P.M. Weusten en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2008.